De April-Meistakingen van 1943

Stakingen 1943 met geweld neergeslagen door de bezetters

De April-Meistakingen van 1943 vormden na de Februaristaking in 1941 de tweede grote staking in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ze braken spontaan uit, maar niet zonder aanleiding.

Lont in het kruitvat: meldplicht militairen

De bezetters riepen namelijk bijna alle 300.000 militairen op om zich te melden voor verplicht werk in Duitsland. Deze militairen waren na de inval in mei 1940 met ‘groot verlof’ gestuurd, in afwachting van nadere orders. En die nadere order vond nu plaats: de oproep. Werknemers van Stork waren de eersten die de aangeplakte oproep lazen toen zij na hun lunchpauze voor het raam van de plaatselijke drukkerij bleven staan voor het laatste nieuws. Spontaan besloten ze hun werk neer te leggen: de maat was vol. Werknemers van andere bedrijven volgden al snel hun voorbeeld, nadat telefonistes, stakers en bijvoorbeeld buschauffeurs het nieuws over de staking verspreidden. Al gauw was er sprake van een grote, spontane volksopstand.

Bezetters schrokken van massale volksopstand

De bezetters schrokken enorm van de opstand in het anders zo rustige Nederland, en vermoedden georganiseerd verzet. Ze besloten de stakingen met harde hand neer te slaan om de bevolking weer in het gareel te dwingen. Mensen die zich schuldig maakten aan staking, samenscholing, wapenbezit, het uitdelen van pamfletten of de overtreding van de haastig ingestelde avondklok konden rekenen op strenge straffen.

Verdwijning ingezet als terreurmaatregel

De bezetters brachten deze bestraffing echter op volstrekt chaotische en willekeurige wijze in praktijk, waarbij wreed voor eigen rechter werd gespeeld. De hoogste politiebaas in Nederland, Rauter, had ook aangegeven dat het niet uitmaakte wie gestraft werd, als er maar doden vielen op het juiste moment in het juiste gebied. Hij vond het belangrijk dat er zo snel mogelijk namen werden gepubliceerd in dagbladen en op grote rode aangeplakte pamfletten, zodat opstandelingen konden lezen hoe het hen zou vergaan als ze zich niet aan de strenge regels hielden. Niet alleen werd de doodstraf uitgesproken, soms met lange tuchthuisstraf in een concentratiekamp als ‘gratie’, ook verdwijning werd ingezet als extra intimidatie.

Executies werden daarom op geheime locaties uitgevoerd, waarna de lichamen op geheime locaties werden begraven. Rouwadvertenties en rouwdiensten waren verboden bij de vele slachtoffers die willekeurig werden doodgeschoten op straat, zoals een tienjarige jongen, die juist met anderen de kerk verliet, deze ‘samenscholing’ met de dood moest bekopen. De begrafenissen moesten in alle vroegte plaatsvinden onder politiebegeleiding. De bezetters wilden voorkomen dat martelaars en hun graven oorden van samenkomst zouden worden, die mensen tot wraak en verzet zouden verbinden en aanzetten.

Eenderde van alle slachtoffers viel in de drie noordelijke provincies

In heel Nederland vielen 169 doden tijdens en als gevolg van de April-Meistakingen, onder wie 56 uit de drie noordelijke provincies, die samen één van de Standrecht-gebieden vormde met ‘rechtspraak’ vanuit de SD-kwartieren Groningen en Leeuwarden: 24 slachtoffers waren afkomstig uit Friesland, 33 uit Groningen en 9 uit Drenthe.

Van de 56 slachtoffers uit Noord-Nederland werden er 34 op een geheime locatie begraven. Dit massagraf werd eind 1945 gevonden, waarna 19 slachtoffers konden worden herbegraven in hun woonplaatsen. De andere 15 slachtoffers liggen nog begraven in het moeilijk toegankelijke, moerassige terrein rond het gevonden massagraf.

In heel Nederland werden 97 slachtoffers op een geheime plaats begraven, 6 werden tijdelijk begraven op een plaatselijke begraafplaats, en 10 werden gecremeerd. Thans zijn nog 52 slachtoffers van de April-Meistakingen vermist, onder wie de 10 urnen die door de bezetters in beslag waren genomen. De vermissing had en heeft een grote invloed op de nabestaanden. Zij bleven decennialang op de terugkeer van hun dierbare wachten, machteloos, in de drukkende sfeer tussen hoop en vrees. Een verdwijning kent een datum, aan vermissing komt pas een einde als de dierbare terecht is: het lot, het graf, het verhaal.

Bron: Truus de Witte
Schrijfster van het boek “Op een onbekende plaats begraven”.
de April-Meistakingen van 1943, een onderzoek naar oorlogsvermissing.